DEVICKY.

Wax The Pain Away

Fragmenten uit ‘DEVICKY. (wax the pain away )’

LIBRETTO

Kleine lekke Vicky. Vette sicky suck it. Kleine fucky fik it. Lekke natte fikkie.
Fik fik, in de fik.  Fik it, Vicky, in de fik.
Ik lak nagels, ik wax weg. Ik lach, verga, heb pech.
My God lekke Vicky. My God natte dikkie.
Kleine Vicky, arme sicky.
Ik droom wel – droom ik? – van warmte en geluk. Maar ik bijt – fuck it Vicky – mijn tanden fucky stuk.
Ik hef mijn glas. Loop in de pas. Ik drink van’t vat. En wax mijn gat.
Adieu, zeg ik.Ik buig, ga af. En graaf mezelf gestaag in het graf.

Lek, nat, week sick, sicky Vicky in de fik.
Pik , pik als een kip, kleine Pikkie aan het spit.

VERTELLING

De wereld is toch ook maar de wereld omdat wij zeggen dit is de wereld en zo zijn de hokjes. 

Er is dat salon.
Dat waxsalon. 

En er is zij: Vicky.
De Vicky. 

De Fikkie.
Er is dat salon, dat waxsalon, en er is zij, zij heet Vicky.

Ze roert, smeert, plakt, rukt, verlicht al blazend kort de pijn, werkt bij. 
Zo heel precies.
Dat doet zij goed. 

Degelijk. 
Dat is ze. 
Exact. 

Ze doet haar best.
Heel hard.
Zo hard, ja. 

Lekker hard.
Zo net té hard, ja.  

Het is dat ze nog amper buiten komt, tsja.
Slaapt op haar tafel, ja, in de warme afdruk van waar net nog een klant lag, tsja. 

Of op zo een koel plekje tegen de muur, ja, opgerold in een hoekje, tsja.

Vies.
Vies, ja, vies. 
Vies, Vicky, vies. 

Het is dat ze niet meer zo goed weet hoe met twee woorden te spreken, naar lucht te happen of haar één been voor haar ander te plaatsen. Links, Vicky. Rechts, Vicky. 

Ze schrikt wanneer de telefoon rinkelt. Ze zweet in haar kleed en kan de penetrante geur niet langer verbergen.  

Ze denkt dat ze maakbaar is.
Denken we dat niet allemaal?
Volgen we niet allemaal gewoon ons hart.

Ze warmt zich aan de huid van klanten. 
Waxt enkel achterkanten. 

Huid en haar van klanten geven haar net genoeg.
Net genoeg om te blijven bestaan. 

Zo verwerkt ze verdriet.
Al trekkend aan haar verwerkt ze dat. 

Je voelt haar willen. 
Het is lastig als je voelt dat ze wilt. 
Je zou voor minder … 
Wat?
Haar laten. 
Oh, achterlaten.
Er zijn mensen die het in zich hebben om door de ander verlaten te worden. 
Niet moeilijk, wordt er dan over hen gezegd.
Niet moeilijk dat net jij wordt verlaten. 

Ocharme, de fikkie. 
Het enige wat ze wilt is toch ook maar gewoon gezien worden. 
Ik zie jou. Jij ziet mij. Weet je wel.
Erkenning, ja. 
Voor hoe onopvallend licht wanhopig zij tracht te voldoen. 
Ze probeerde vrouwen uit als huiden. 
Haar lijf als een zelfgehaakt pak.
Een pak voor geil en toch te temmen, enthousiast maar niet te druk, geëngageerd maar niet te kwaad, lief maar niet te braaf, mondig maar niet te luid, grappig maar niet ten koste van.
Met mate. Niet te veel.
Alles met mate.
En daar is ze slecht in.
In net dat is ze slecht. 
Ze is te veel. 
Ze wilt inhalen. Liefde inhalen. 
Liefde. 
Het is altijd dat.  
En er te veel of te weinig van. 
Het is altijd dat. Ze heeft een gat. 

VICKY

De wereld daarbuiten is ook maar de wereld omdat wij zeggen: dit is de wereld. En de mensen zijn zo. En alles is even echt. En toch gaat alles voorbij. En dat zijn de hokjes. Ik zweet zo. In mijn kleed. Ik kan er in feite niets aan doen. Het is in feite allemaal ijdelheid, Vicky.

ANITA

Wat als ik u gewoon zou laten staan? Mij zou omdraaien, wegwandelen, de boodschappen in de koffer zou laden, alsof gij nooit had bestaan. Ik zou u kunnen weggommen. Ons ‘ontmoederen’. Ik zag hoe een prachtige grote vrouw u vond, u troostte, u suste en zo zonder grote moeite bij u paste. Zij pakte u op. Met inleving. Gij kroop tegen haar aan. Bij haar zag ik voor het eerst een kind én een moeder. In haar armen leek gij zo breekbaar. Ik kon u niet dragen, Vicky. Misschien was het beste leven dat ik u had kunnen geven een leven bij een moeder wiens armen wél groot genoeg waren.

VICKY

Wat als ik mijn haar zou opsteken, zo?

Denkt gij dat klanten om mij lachen? 

Hebt gij ook soms zo geen gevoel in uw kleine teen? 

Als ik zo sta, zo gekruist, zie, zo, is het dan beter? 

Krabt gij aan alles dat jeukt? 

Als ik mij buig, kunt ge dan mijn billen zien? 

Zou dit een mooie foto zijn? 

Als ik mijn hoofd zo draai, heb ik dan een oude kop? 

Ben ik goed in wat ik doe en gelooft ge mij als ik het doe? 

Is het beter om te doen dat ge iets niet wilt als ge het wilt? 

Als gij mij zou vinden en mij een nieuwe naam zou geven, wat zou die dan zijn? 

Kijk, kijk wat ik kan hé (doet iets kleins willekeurig)

SORAYA & MARLEEN

Marleen 
Ons bed?

Soraya
Ons bed, ja. Dat wil ik. Wij met twee. We zijn met veel. Een soort clan van vrouwen. We hangen op en aan takken van bomen in het laatste bos. We houden elkaar warm en luisteren wanneer je voorleest uit dat boek. 

Marleen 
We herschrijven het, want het kan altijd beter.

Soraya
Jij bent daar iets dat het woord ‘opper’ bevat. Opperlijf, oppermens, opperkut. Groot, sterk, bazig en nat. Heel nat. Het water is nooit op. En wij drinken u, wassen ons in u. Gij zijt zoet water. 

Marleen
Ik ben een beek.  De laatste beek. 

Soraya
Af en toe passeert een man met een harde piet. En die mag even blijven. Maar alleen als wij het willen. 

Marleen 
En enkel als de piet hard is. 

Soraya
En na een tijd groeit er in het laatste bos haar uit onze navel. En zo schommelen we aan takken.