daphne

1.

we stapten binnen
maar het was geen huis
de muren te dik
de lucht veel te kil

we gingen liggen
maar het was geen bed
het kraakte niet
het kreunde wel

we vreeën
maar het was niet echt
ik was geen mens
en ook geen huis

2.

het regende nagels die ochtend
terwijl de mensen naar hun aangevreten vingers staarden
groeide de hoop tot aan hun knieën

onder hun voeten knerpste zachtjes de spijt

3.

het waren dunne armen
en langgerekt van het vele dragen
je sloeg ze om me heen en voelde al je pezen breken

4.

Misschien niet te dichtbij zitten want m’n geluidjes zijn vies voor jou.

In de samenvatting hebben ze niks over fietsen gezegd.

5

slaap kindje slaap
daar buiten loopt een schaap
zijn schaduw krult vervaarlijk op 
en pookt met magere vingers
in een zwarte vacht

slaap kindje slaap
hou al je ramen dicht
luister niet naar de schapenschreeuwen vannacht

6.

waarom vroeg je
als je eigenlijk toch al beslist hebt dat je me niet wil

gewoon voor de zekerheid zei ik
omdat er ooit nog wel zo’n avond komt dat ik mezelf uit het raam wil gooien

7.

we hebben samen nog in bed gelegen, mijn arm en ik, voordat hij eraf ging

hij gleed door mijn haren en aaide al mijn tanden. Ik kuste zijn plooien en telde zijn sproeten.

hij kroop naar boven tussen mijn borsten

toen hij rond mijn windpijp gewikkeld was
nam ik de eerste hap. 

het is waar wat ze zeggen
mensenvlees smaakt naar ijzer en spek

8.

die nacht word ik wakker, kauwend op de planken vloer
ik pluk de splinters van tussen mijn tanden.
en trek per ongeluk mijn tong mee
hij ontrolt zich over vele meters
tot ik hem losbijt.
een slijmspoor achtervolgt me overal

9.

Dat ge dan op de grond ligt
en de tranen in uw oor voelt druppen
Uw buik vol ademt
en niet meer los durft te laten
Want het moest maar eens uw laatste zijn

10.

na het vrijen spuw ik in mijn hand
en smeer het in je ogen

door de bubbels heen
zie je beesten
uit m’n mond
naar buiten kruipen

11.

Ik kruip met krakende botten uit bed
en glibber op de grond verder.

Je zegt me dat het niet bij mij zijn is dat te veel is, maar wel het zijn op zich.
Dat je graag meer tijd met me wil hebben, maar dat je daar liever niet aan meedoet, aan de tijd.

Ondertussen ben ik halfweg naar de badkamer.
en heb ik een papiertje meegegrist.
Het is geen papiertje.
maar de metaalblauwe verpakking van iemand anders’ condoom.

‘Je kan het niet begrijpen’, zeg je, en ik draai me op m’n rug
‘Of ik hoop toch van niet.’

Zuchten. Tranen. Schoppen. Spuwen.

Je bent op me gaan zitten en ik voel de haren op je billen.
Ik spartel. Hijg. Stop.
Wenteling. Stop.
Nieuwe aanval. Spartel. Stop.

Je reikt je hand over m’n haar heen.
Haakt wijs en middel in m’n neusgaten.

‘Als je nu gewoon ‘s zwijgt en luistert’
In plaats van altijd vragen te stellen bedoel je?
‘In plaats van altijd zoveel vragen te stellen’

Ik maak een onderbeet om in je vingers te happen.
Trek per ongeluk m’n eigen bovenlip kapot. 
De tijd dat bloed ons doet pauzeren is al lang voorbij.

‘Kalm nu’ zeg je, goed wetend hoe hol die woorden zijn.
Je glijdt en draait tot je buik aan mijn wervels plakt.
En als laatste haal je je wijs en middel uit hun kramp.

‘Wij zijn voor elkaar gemaakt. Maar aan mij zijn er stukken.’
Een siamese mens begint te snikken.

12. 

i wake up and try to find my face

fingers poking at flesh

skin where teeth used to be

i run my tongue along my gums

and fail to push it through

i growl

but it just echoes in my head

i hear your voice through tiny holes

‘you’re beautiful’, you say,

start to strip away what’s left

my nipples hit the floor

my nails, my toes, my navel

and as you lay me down

to slide beside me

i am completely content