Zilver – 22.01.2021
Ik weet niet welke vorm ik heb.
Ik weet niet wie mij kneedt tot wat ik ben.
Ik hou van de zacht-ruwe aanraking van kleuterhanden die mij openscheuren, vol ongeduld, vol nieuwsgierigheid om te weten wat er in mij zit.
Boterhammen. Kebab. Paaseitjes.
Ik heb alles ooit geproefd.
Vroeger.
Nu word ik vaak geweerd uit de voedsel- en kleuteromgeving.
Ze zeggen dat ik vuil ben.
Terwijl mijn enige taak is dingen proper houden.
Ze zeggen dat ik te ruw ben.
Terwijl mijn enige doel is te blinken als zilver.
Zilverpapier, zo noemden ze mij!
Alsof ik een soort eretaak had in hun leven.
Nu ben ik enkel nog Vervuiling.
Ik heb het koud.
Ik lig niet goed.
Ik voel mij verwrongen en misbruikt.
Ik ben een oude, gebochelde neushoorn, die met uitsterven bedreigd is.
Engel – 23.01.2021
Ik geloof niet meer dat ik ooit zal vliegen.
Ik heb me erbij neergelegd.
Ik heb alles samengeraapt wat ik had en heb mij te rusten gelegd.
Zij geloven toch alleen nog maar wat ze met hun eigen ogen kunnen zien, wat ze kunnen meemaken, wat zij kunnen voelen.
Al de rest is fake.
Ik had hen kunnen geven wat ze allemaal verlangen.
Schoonheid. Kleur.
Al was het maar ingebeeld.
Maar mooie woorden betalen geen rekeningen, krijgen geen verwarming aan de praat.
Hooguit bieden ze verlichting.
Als je durft zweven.
“Misschien morgen,” zeggen ze, “als de uren wat gaan lengen.”
Ik heb mij verstopt in onkruid.
Onkruid is eeuwig.
Hoe meer ze niet meer naar mij omkijken, hoe meer ik groei.

Spiegel – 23.01.2021
Wij zijn zo geordend.
Dat is ons doel.
In een ander leven waren we misschien plant geweest.
Of tandenborstel.
Of friet met mayonaise.
Maar dat heeft de hand voor ons niet gewild.
Zij heeft ons zachtjes gekneed en verfrommeld tot wat we nu zijn.
Wij bestaan en dat is de reden.
Voor de toevallige kijker die ons ziet.
Kijk naar ons.
Herken.
Praat.
Geef ons een naam.
Niet voor ons, maar voor jezelf.
Eenzaam.
Totem – 23.01.2021
Als de zon weer schijnt zal ik terug openstaan.
Ze zullen mij fêteren met liters wijn en barbecuesaus.
Omdat ik verkoeling breng aan heethoofden.
In mijn hoofd ligt het bestek al klaar.
Ik hoor de droge monden zwelgen van liefde en lust.
Ik voel de sappen weer zorgeloos stromen.
Zelfs een snijwonde zal worden toegejuicht.
Bedanst en bezongen als een vleselijke totem waarrond bloedbroeders zullen versmelten.